Je kindje een boekje voorlezen… Welk boek? Wanneer? Hoe? Hieronder vind je alle info die van jou een top-voorlezer maakt!
Weet wat je leest
Je leest het boek eerst zelf, en bekijkt waar het boek precies over gaat: Wat is het probleem? Wat gebeurt er allemaal? Hoe loopt het af? Als je weet waar het verhaal over gaat, kun je van tevoren bedenken wat je kunt uitleggen en vragen tijdens het voorlezen.
Je eigen voorleesritueel
Lees het boek voor op een rustige plek en op een gezellig moment van de dag. Dat hoeft niet alleen voor het slapen gaan te zijn. Misschien zijn er in huis voorwerpen die passen bij het boek? Pak ze erbij.
Met een pop of knuffel die lijkt op één van de hoofdpersonen in het verhaal, kun je het verhaal ‘naspelen’. Als je dat regelmatig doet, ziet een kind steeds beter hoe verhalen ‘in elkaar zitten’.
Bekijk samen de kaft
Lees de titel van het boek voor en praat met jouw kind over de voorkant. Maak het nieuwsgierig naar het verhaal. Als je de kaft samen bekijkt, kunt u samen met uw kind bedenken waar het boek over zou kunnen gaan.
Laat jouw kind vertellen
Geef je kind gelegenheid om iets te zeggen als je het verhaal voorleest. Het gaat erom dat jouw kind praat, dus alle opmerkingen over het verhaal zijn goed. Jouw kind heeft eigen ideeën en gevoelens over het verhaal en kan ook meepraten vanuit eigen ervaringen. Daar kunt u dan weer op ingaan. Zo blijft uw kind betrokken bij het verhaal.
Speel in op reacties
Neem opmerkingen van jouw kind serieus. Vraag bijvoorbeeld door als jouw kind een opmerking tussendoor maakt. Kinderen hebben veel te vertellen. Het is leuker om mee te gaan met de verhalen van de kinderen, dan strak vast te houden aan het boek.

Voorspel samen het verhaal
Vraag op spannende momenten aan jouw kind hoe het verhaal verder zou kunnen gaan. Door na te denken over wat er allemaal kan gebeuren, denken kinderen goed na. Hierdoor leren ze in hun dagelijks leven ook beter om naar oplossingen te zoeken voor problemen.
Besteed aandacht aan moeilijke woorden
Bedenk welke woorden moeilijk voor jouw kind kunnen zijn. Als je kind het woord niet kent, kun je helpen. Jij kunt jouw kind helpen om nieuwe woorden te leren door bij een moeilijk woord een plaatje aan te wijzen, iets voor te doen, of een voorbeeld te geven. Zo onthoudt jouw kind het woord beter.
Maak het levendig
Jij kunt bij het voorlezen ondersteunende geluiden of bewegingen maken of uw kind vragen om iets (voor) te doen. Het verhaal wordt duidelijker en jouw kind blijft enthousiast.

Praat na over het boek
Laat jouw kind het verhaal navertellen aan een broertje of zusje. Door het verhaal aan een ander te vertellen en erover na te praten gaat uw kind het verhaal beter begrijpen.
Herhaling: lees het boek vaker voor
Waarschijnlijk zal jouw kind vragen om het boek nog een keer voor te lezen. Dat is ook goed. Jouw kind leert er iedere keer weer iets nieuws van. Als jouw kind het prentenboek een paar keer heeft gezien, gaat hij het verhaal steeds beter snappen. Jouw kind leert dan steeds weer nieuwe dingen.